West bij Zuidwest

huidige bandenmaten: 32-622 700x32C 28x1⅝x1¼
1995 1999 2001 2002 2003 2004 2005 2007 2008 2011 2014 2016
De kaartjes zijn zonder toestemming overgenomen van het prachtige www.viamichelin.fr.
De eerste dag vertrek ik natuurlijk vanuit Beveren bij Roeselare, met de bedoeling 's avonds in Auxi-le-chateau te geraken.
Op deze étappe rust ik altijd eens uit aan het Indisch Memoriaal, net voorbij Neuve-Chapelle, vijf kilometer bezuiden op het kruispunt van de D171 en de D947. Ik volg de D171 tot in , waar ik altijd eet in de ...
Van Béthune gaat het via de N41 via tot in , waar ik overnachtte in deze prachtige "gite". Onderweg had ik twee slaapplaatsen gevonden, naast deze gite ook nog een hotel waarvan de naam me gelukkig ontsnapt. Toen ik onderweg belde, kreeg ik geen antwoord in de gite, en beweerde men in het hotel dat er geen plaats was voor één nacht. Aangekomen in Auxi, ging ik een koffie drinken in het hotel, maar er was nog altijd geen plaats.
Gelukkig kreeg ik toen gehoor in de gite. Een aangenaam verblijf en een zeer gezond ontbijt stonden me te wachten. Hier linksboven ligt de kerk. Wil je hier eens overnachten? Een aanrader.
Sinds 2002 (de gite was bezet en de eigenaars raadden me dit aan) overnacht ik nu in Beauvoir-Wavans (4 km ten oosten van Auxi), in een prachtig , het "Château Drucas", bij mr. en mevr. Augustin, tel. +33321040111.
Vanaf de kerk zie ik de helling die me morgen te wachten staat, richting en Abbeville. In de Sint-Maartenskerk, waar ik nog niet binnen geraakt ben, is een orgel van Carpentier, uit 1745. Links naast de mooie voorgevel van het stadhuis zie je de kerk waarnaast de gite ligt. Bekijk deze foto maar eens in het groot, het gaat een beetje omhoog! Alles wat je wou weten over Auxi, maar niet durfde vragen, vind je hier.
De tweede dag gaat dan van Auxi, over St.Riquier, waar ik naar gewoonte een koffie drink, via Abbeville naar Auffay.
Na het verlaten van , beklimmen we langs de D22 de Monts Caubert. Ik stop voor een terugblik op de vallei van de Somme.
De hellingen worden indrukwekkender, de volgende belangrijke vallei is die van de Bresle, die ik in doorkruis. De klim via de D14 naar , is één van de mooiste van de reis.
Hier ben ik net de "Haute Forêt d'Eu" gepasseerd, en de vallei van de Yères ligt aan m'n voeten, met daarin . De foto's staan zeker in de juiste volgorde, maar toch ben ik niet helemaal zeker waar deze genomen is. Meest waarschijnlijk gewoon bij het verlaten van de Yères-vallei, een terugblik op Grandcourt, vanaf de D149 op weg naar Fresnoy-Folny. Andere verklaring: je ziet , waar ik in 2007 Yoeri en Jennifer moest achterlaten, in de vallei van de Eaulne, vanaf de D77 op weg naar Croixdalle en Osmoy-St.Valéry.
Hier zal ik me nooit vergissen, de plaats staat in m'n geheugen gegrift. Je ziet de vallei van de Béthune met daarin Osmoy-St.Valérie, vanaf het uitzichtpunt op de D77 over de vallei. Hier is een mooi plaatsje om te eten. Waarom ik deze plaats niet kan vergeten?
Bij m'n eerste tocht, in '95, had ik geen overnachting gevonden in Londinières, en was zodanig uitgeput dat ik deze heuvel niet meer op kon. Toen heb ik m'n tent moeten opslaan een eind van de weg af, deed die nacht bijna geen oog dicht, kon 's morgens niet uit m'n tent omdat die dichtgevroren was (!! in de maand mei !!), en kon aanzetten met een fiets en schoenen die helemaal onder het slijk zaten.
In '99 was het dan met een waar genoegen dat ik de plaats voorbijreed in de middag, op weg naar Les Grandes Ventes. Daar neem ik dan de D22 door de vallei van de Varenne, naar , waar ik in 2001 en 2002 overnachtte in de ...

In '99 zelf reed ik tot in Tôtes, waar ik at in de Relais Routier, en waar men een chambre d'hôtes wist in Vassonville (is ondertussen gestopt), dus mocht ik toen een eind terugrijden. Maar in 2003 kreeg ik plots geen gehoor in "Hotel-Bar de la Scie" (de Scie is het riviertje wat door Auffay stroomt), en mocht ik zoeken naar een nieuw onderkomen wat op m'n weg lag. Gelukkig kwam ik toen terecht bij , een zeer vriendelijke verpleegster in , haar woning ligt helemaal achterin de , tel. +33235327836.
Vroeger reed ik de derde dag van Auffay over Tôtes, via de onaangename N29 naar , om dan enfin de grotere wegen te verlaten. Vanuit Biville echter is het veel aangenamer rijden, via Calleville-les-Deux-Eglises en , om na Yerville één van de mooiste gebieden van m'n reis binnen te rijden, de vallei van de Seine. Vroeger kon je vanuit Yerville direct de binnenwegjes op, maar door de aanleg van de A29 ben je nu verplicht eerst een stukje de D142 te volgen, en pas over de A29 sla je rechtsaf naar St.Martin-aux-Arbres en Motteville.
In '95 ben ik hier toch serieus het noorden kwijt geraakt. Waarschijnlijk ben ik tot in gesukkeld, daar op de naar het zuidwesten doodlopende "La grande Rue", en terug moeten rijden. Pas toen ik op de ring rond Yvetot terechtkwam, begreep ik waar ik me bevond. Onderweg had ik gevraagd hoe ik moest rijden naar de Pont de Brotonne, en toen men me zei dat ik terug moest keren, wou ik dat niet geloven. Waartoe betweterij leiden kan.
Van daar naar Croix-Mare en maar opgelet! Het plan van Fréville is verkeerd, je kunt helemaal niet rechtdoor. Drink een koffie in de bar op de hoek en daar zullen ze je uitleggen dat je eerst een stuk naar rechts moet en dan naar links de D27 naar Betteville en Het einddoel is Lisieux.
Bij het verlaten van Auffay, rijd ik over de Scie en de spoorweg naar links, en ik kom terug in ...
Sint Denijs!
St.Denis-sur-Scie wel te verstaan, een kerkje in een wei, naast de beek de Scie.
Een kermis is een geseling waard. In het midden van de mooie vallei van de Seine ligt, je raadt het nooit, de Seine! En daar moet ik over via een veel te indrukwekkende brug. Zelfs het branden van tien kaarsen in het prachtige kerkje van St.Wandrille-Rançon is niet genoeg om me voldoende zelfvertrouwen te geven. Met de ogen strak op m'n voorwiel gericht bestijg ik het gevaarte. Deze keer waren er zelfs voetgangers op de "Pont de Brotonne". Onnozelaars! Bij de linkse pijler zie je een grijs vlekje. Dat is een vrachtwagen, om je een indruk te geven.
Een heerlijk gevoel is het om de brug langs de overkant te bekijken. De afdaling is een overwinning, ik ben er weer niet afgewaaid. Hier op de parking kan ik Marieanne en Ma opbellen. Terwijl ik in '95 en '99 het uitgestrekte bos van het natuurreservaat Presqu'ile de Brotonne doorkruiste, hoop ik nu wat energie te sparen door de oever van de Seine te volgen. St.-Nicolas-de-Bliquetuit ...
of Vatteville-la-Rue? La Vaquerie. De Seine stroomt stroomopwaarts bij vloed!
Bij het gehucht Aizier rijd ik dan landinwaarts naar Bourneville, waar ik de D139 neem naar Pont-Audemer. Er loopt een smal pad rechtstreeks naar Pont-Audemer, maar dat mag je in Aizier niet op, jammer. In '95, na het doorkruisen van het Presqu'ile de Brotonne, begon het linkerpedaal te haperen (of was het het rechter?). Een behulpzame inboorling hielp me aan wat olie, en ik raakte tot in Fourmetot waar ik eindelijk een aanduiding zag voor een chambres-d'hôtes, in Manneville-s-Risle. De overnachting in L'Aufragère was een verhaal op zich, wegens de inventiviteit vereist bij het ontbreken van toiletten, maar ik kreeg er in elk geval een stevig avondmaal en een gezond ontbijt. Zelfs de pedaal was genezen tot ik een eind buiten Pont-Audemer was. Daar gaf hij de geest. Geluk bij een ongeluk, de weg terug was grotendeels bergaf. In Pont-Audemer evenveel geluk want daar was een degelijke fietsenmaker die twee nieuwe pedalen plaatste. Die zitten er nu nog op want fiets sinds de aankomst in Bretagne niet meer gebruikt (zie einde verhaal). Dit verklaart grotendeels de extra dag die ik in '95 nog nodig had, samen natuurlijk met het stevige stalen ros uit 1932 volledig verstoken van versnellingen. Toch loopt dat ding (een Peugeot!) nu nog altijd stukken soepeler dan de nieuwere generaties. Als je een zet aan een wiel geeft, dan blijft die draaien. Zo'n rollagers vind je niet meer. Van Pont-Audemer gaat het naar Cormeilles (neem de D87!!, niet de D139). In '99 slaagde ik er in de derde dag 's avonds net voor 10 uur aan te komen op de camping van Lisieux. Het was al behoorlijk duister bij het opslaan van m'n tent. Sindsdien heb ik het tenten opgegeven en slaap in een hotel bovenaan links in de straat die je hier voor je ziet, het "Terasse Hotel", tel. +33231621765. Een lekkere douche bij de aankomst, goed eten 's avonds, een degelijk bed 's nachts, een stevig ontbijt 's morgens: wat heb je nog meer nodig behalve mooi weer en de wind van achter?
De vierde dag gaat van Lisieux naar Moncy bij Vassy. Ik neem de D511 tot St.-Julien-le-Faucon, waarna ik de D47 opga naar Mézidon-Canon. Dit dorp bestaat lijk uit twee delen, in het tweede deel is er een mooie supermarkt waar ik inkopen doe. Daar sla ik dan weer naar het zuiden af, over de spoorweg, naar Condé-sur-Ifs. Hier weer westwaarts, de D183 naar St-Sylvain (we zijn al in Calvados) en verder, Bretteville-sur-Laize. Het valleitje van de Laize verlaat je met één van de steilste hellingen van de tocht, gelukkig niet te lang, via de D171 gelukkig een mooi bos binnen. Blijf de D171 niet volgen, maar rij gewoon rechtdoor, het is de moeite waard. In Fresney-le-Vieux draai je naar het westen, je komt op de D561 in Croisilles (hier eet ik in het restaurant routier), waar je je kunt bergaf laten bollen tot in Thury-Harcourt, in de prachtige vallei van de Orne.
Je ziet hoe karig ik die dag met fotograferen ben geweest. De rit gaat door een immense vlakte die uitzonderlijk door een diep valleitje doorsneden wordt. Tegenwind kan hier je snelheid tot een magere 10km/h beperken. In Thury-Harcourt is het echter gedaan met lachen. "La Suisse Normande" heet het daar, ik denk niet dat het moet onderdoen voor onze Ardennen. Hier zocht ik in '95 nog een uur eer ik de camping vond. De dag erop raakte ik met moeite tot in Sourdeval, doorweekt van de regen. Ik heb me daarnet vergist wat de zwaarste beklimming betreft, die komt na Thury-Harcourt. Je verlaat die via de D6, via een "gestage" klim en na zo'n 8km heb je een groot kruis op je rechterkant. Hier linksaf naar Campandré-Valcongrain. Als je dit kunt zonder afstappen, ben je een berggeit. Ik heb het zwaarste deel rood omlijnd.
We moeten niet in Campandré-Valcongrain zelf zijn, maar volgen de D36 en aan de splitsing nemen we de D108, die we blijven volgen, via Le Plessis-Grimoult, Lénault, Saint-Vigor-Des-Mézerets, Canford, om tenslotte in Vassy, bijna aan het einde van onze rit, maar zeker aan het einde van ons Latijn te komen. Even verfrissen, en dan brengen de D309 en de D54 ons naar de eindbestemming, Moncy. Daar is een gite, de naam hotel waardig, tel +33233654113. Wel vooraf melden als je 's morgens eieren wilt, zoniet kun je er gewoon binnenvallen, kamers genoeg. En proper!
De vijfde dag gaat van Moncy naar het einddoel: Dingé.
Een stevig ontbijt in Moncy geeft je voldoende moed om de laatste etappe aan te vatten. Ook deze is niet te versmaden. Vroeger ging het eerst naar Truttemer-Le-Grand, dan via de D911 met de prachtige panorama's, naar Sourdeval. Het eerste jaar was dit de aankomst van de voorlaatste etappe, met overnachting in het Hotel du Commerce? M'n schoenen waren klaar slijk of doorweekt van de voorlaatste rit, in het hotel deed ik m'n laatste paar droge sokken aan, stak m'n voeten in een plastiekzak voor ik m'n drijfnatte schoenen aandeed. Zo nam ik m'n avondmaal.
Nu passeren we met veel plezier door Sourdeval om de afdaling van de vallei van de Sée aan te vatten, ook weer zo'n prachtig traject. Maar ook hier weer is een kermis een geseling waard, wanneer we de vallei verlaten in Chérencé-Le-Roussel.
Het alternatief is om de weg naar Mortain te nemen en aan de overkant van de vallei van de Sée ofwel de oude spoorweg, de Voie Verte tot in Parigny of Ducey te volgen, ofwel via Saint-Barthélemy naar Chérencé-Le-Roussel.
Google Maps